Nog altijd kijk ik met veel plezier naar mijn prachtige auto. Ik ben er trots op dat ik zo een mooie auto heb kunnen kopen en kan onderhouden. Dat niet alleen, het is bovendien een genot om in de auto te rijden. Hij is luxe uitgevoerd (de Business+ editie), pittig in het optrekken, goed geïssolleerd en dus stil, ligt als een blok op de weg, heeft nog geen 200.000 op de teller en is een goede reisauto vanwege de ruimte.
Ik wil ‘m dan eigenlijk ook niet kwijt. Helemaal niet zelfs. Wanneer ik ‘m verkoop wordt het er namelijk niet beter op. Behalve in mijn portemonnee dan, want dat kan veel goedkoper.
De eerste keer dat ik hier serieus over nadacht was toen mijn baan, net als die van mijn collega’s, niet meer zeker was. Toen kwam het besef dat – mocht ik mijn baan verliezen – de auto het eerste was dat ik zou (moeten) verkopen. Dit omdat de auto een erg grote kostenpost per maand is. Ik heb mijn baan gehouden, waar ik heel dankbaar mee ben. Het betekende onder meer dat ik mijn auto kon houden, waar ik heel blij mee ben.
Toen kwamen de dure onderhoudsbeurt van afgelopen dinsdag en het gedoe van afgelopen woensdag. De auto net uit een dure onderhoudsbeurt en nu heb ik (alweer) schade aan mijn auto. Hoewel het woensdag niet mijn schuld was, heeft het me wel aan het denken gezet. Zou het ook gebeurd zijn als ik een auto had gehad die minder snel optrok? En wil ik nog wel zo veel geld aan onderhoud van de auto besteden?
Dat was het moment dat ik het besluit nam; volgend jaar ruil ik mijn auto in. Ik ga dan naar een auto die een slagje kleiner is, maar wel een station-uitvoering en uiteraard met dezelfde luxe. Want die luxe, die wil ik niet missen! Maar eerst ga ik de Mazda nog meenemen naar de wintersport, want in de bergen; daarin komt de 6 het beste tot zijn recht. Dan hebben de auto en ik het meeste plezier 🙂