Hij, een man van in de vijftig (denk ik). Zijn gezicht getekend door rimpels, hij komt veel buiten, zijn gezicht is gebruind. Op zijn hoofd heeft hij krullen, mooie donkerbruine krullen, het staat hem goed. Hij is sportief gekleed; spijkerbroekje met daarbij een sportieve jas. Niet zo een typische jas die veel 50+-ers dragen, zo een van Life Line, maar echt een sportieve jas.
Haar schat ik van ongeveer dezelfde leeftijd. Zij ziet er, net als de man gezond uit, bruin, dik donkerbruin lang haar. Of het gekleurd is weet ik niet, maar het ziet er niet zo uit. Haar kleding kan ik niet zien, dat is aan mijn blikveld onttrokken. Maar ik twijfel er niet aan dat ook dat enige sportiviteit laat zien. Dat lijkt te horen bij dit stel.
Ik kan haar niet goed zien, omdat zij binnen zit, net als ik. Alleen dan een eind verder in dezelfde treinwagon. Hij staat buiten en zwaait haar uit. Letterlijk. Hij zwaait en zij zwaait terug. Hij gebaart naar haar, lijkt haar iets toe te roepen. Maar we horen het niet, het is te lawaaiig in de coupe (airco) en de ramen zitten dicht. Als zij al iets terug wil zeggen kan ze dat niet beroepen. We zitten in de stiltecoupe.
Dan gaat de trein rijden. Hij zwaait en zij zwaait terug. Dan staat ze op en loopt naar het raam aan de andere zijde van het gangpad. Zo kan ze hem zo lang mogelijk uitzwaaien.
Mooi. Liefde is mooi.