Het is twintig jaar geleden dat ik voor het eerst op een racefiets zat. Nou ja, racefiets? Het was een sportfiets die ik voor mijn verjaardag had gekregen. Samen met mijn moeder begon ik met fietsen. Kleine rondjes, daar begon het mee; rondjes van 20 tot 30 kilometer. En dat alles met het doel om de 50 kilometer van de Elfmerentocht te kunnen fietsen.
Wanneer het hard waaide kroop ik achter mijn moeder, zij moest wind breken. Als we 22 kilometer per uur fietsten, vond ik dat hard gaan. Soms zelfs te hard, dan moest het rustiger aan. De 50 kilometer van de Elfmerentocht heb ik gehaald, maar ik vond het ver! Een jaar later ging dat al gemakkelijker en weer een jaar later deed ik samen met mijn familie de 150 kilometer! Weer een jaar later durfde ik ook de Elfstedentocht te fietsen, maar wat was dat nog een eind. Tijdens het fietsen begon ik steeds meer te genieten van de omgeving en het fietsen zelf. Dit maakt dat ik nog ieder jaar deze tochten meefiets (voor zover mogelijk).
Nu, twintig jaar na mijn eerste elfmerentocht, is de situatie veranderd. Ik ben sterker geworden, fiets meer op kop en – sinds ik de trainingen van K.R. volg – ben een stuk sneller geworden. Afgelopen woensdag lag mijn gemiddelde snelheid op 27 km/uur. Wat niet veranderd is, is hoe leuk ik het vind om samen met mijn moeder lekker te (race)fietsen. Wat een unieke ervaring dat het nog steeds kan.