Woensdagavond half 8. Ik ben in de wielrenkleding geslipt, doe mijn schoenen aan, helm op, handschoentjes aan en bril op. Staat de bidon in de houder? Jep, een grote bidon met water zit op de fiets. Huissleutel in het rechterzakje op mijn rug? Check. Telefoon in het middelste zakje en pinpas erin? Check. En ik ga.
Rustig aan beginnen, want de knie hè! Dus ik begin met een gangetje van 26 km/uur. Geen pijn, geen inspanning. Stiekem versnel ik toch naar ongeveer 28 km/uur. Rustig aan kan ik niet meer schijnbaar, niet op de racefiets en ook niet op de gewone fiets. Tja…
Ik ben nog maar amper een paar kilometer weg of ik zie voor me een andere wielrenner. Nee, rustig aan. Nee! Rustig aan! NEEEHEEE!!!! Och wat, ik voel me goed, de knie voelt goed, dus ik schakel bij en de snelheid gaat omhoog naar 30 km/uur. Kort na de versnelling draai ik weer op souplesse en langzaam nader ik de wielrenner voor me. Ze trapt best wel door, maar toch passeer ik de dame uiteindelijk best vlot. Even schiet het door me heen; wat denkt ze nu?
Door en door en door. Maar helaas na een kilometer of 30 krijg ik darmkramp. Mijn maaltijd voor het fietsen – een biertje, chips, een pizza en twee vliegen – wordt me fataal. Ik heb het eerder gehad, maar kan wel op een lekker tempo door. Daarbij wordt ik geholpen door de jongedame op de snorscooter; op mijn gemakje hang ik in haar wiel, de snelheid 35-36 km/uur. Ze slaat helaas snel af. Jammer.
In het laatste stuk naar huis zit de kramp nog steeds in mijn lijf. Vervolgens word ik voorbij gefietst door een jonge man van wielervereniging Kapenga, te herkennen aan zijn mooie zwart-wit-roze tenue. Behalve de kramp voel ik me verder nog goed en besluit hem op enige afstand te gaan volgen. Op dit stuk heb ik een vlot persoonlijk record gereden en dat wil ik wel eens verbreken. Ik rij 33-34 km/uur en nader heel langzaam de Kapenga-renner voor me. Dit voelt wel stoer zeg 🙂
De Kapenga-renner wordt aas. Het werkt! Ik rij hem voorbij. Het snelheidsverschil is niet groot, maar een grijns kan ik niet onderdrukken. Dit had hij vast niet verwacht toen hij me voorbij reed! Dit voelt wel stoer. Hij gaat in mijn wiel rijden, waarna hij redelijk snel naar rechts afzwaait.
Thuis! Even moet ik bijkomen van de inspanning, terwijl ik op de fiets hang. Hoewel ik me moe voel, ben ik niet gesloopt en – beter nog; de knie voelt goed! Ik ben de blessure, waar ik sinds vorige week donderdag mee liep, wel te boven. Het PR heb ik niet verbroken, het verschil slechts 0,1 km/uur gemiddeld. Maar ik voel me goed, wat is fietsen toch heerlijk!