In de afgelopen drie weken zit ik eindelijk op het trainingsschema dat ik al heel lang wil. Om verschillende redenen kon het echter niet doorgaan… tot drie weken geleden dus.
Natuurlijk trainde ik al op de woensdagavond omdat ik dan op de spinningfiets zit. Het hele jaar trouwens. En op die spinningfiets ga ik meestal echt wel volle bak. Begint februari is de zaterdagtraining voor de Ventoux gestart en ook daarbij ga ik voluit.
Sinds februari (start Ventoux-trainingen) heb ik de dinsdag als trainingsdag daaraan toegevoegd. Het was vooral de bedoeling om in de ochtend te gaan wielrennen, maar dat is in de maanden februari t/m april maar één keer gelukt. De keren dat ik niet kon ’s ochtends probeerde ik ’s avonds te spinnen. Meestal lukte dat wel.
Toen het weer wat beter werd, kwam de zondag als trainingsdag erbij. Niet om te racen, maar om te herstellen van de training van de zaterdag ervoor. Wat ik heb geleerd is dat herstel (in rust of in training) minstens zo belangrijk is als volle bak trainen. Zondags fiets ik uit.
Sinds eind april heb ik donderdagavonden ATB-training. Dit is een prettige variatie op het fietsen. Niet alleen omdat het heel technisch is, vooral bij de ‘circuitjes’, maar ook omdat het intervaltraining is. Dit in tegenstelling tot de wielrentrainingen op zaterdag, die ik veel richt op duur, klim en krachttraining.
Het komt erop neer dat ik nu 5 keer in de week op een racefiets, spinningfiets of ATB zit. Dat klinkt veel, is het ook, maar ik wissel harde trainingsarbeid af met hersteltrainingen en rust. Daardoor is het niet te zwaar en raak ik niet overtraind. Wat vooral belangrijk is; ik voel me hier goed bij. Beter dan ik me voorheen voelde!