Eind van de middag rijd ik naar huis. Ik hang in mijn autostoel en laat de cruisecontrol mijn snelheid bepalen. De maag knort en mijn handen trillen licht, ik moet weer wat eten, anders knikker ik er bij neer.”Ik ga een spruitjesoverschotel maken”, bedenk ik me. Eerst wil ik de auto nog door de wasstraat gooien. De pekel kan er nu afgewassen worden, komende week geeft de temperatuur weer dubbele cijfers. Eindelijk weer dubbele cijfers.
Terwijl ik bij de autowasstraat sta te wachten op mijn auto, wordt het vrijdagavond. Jeetje, is het echt al weer vrijdagavond? Ga ik morgenochtend al weer aan de bak en is het nog maar één week tot aan de eerste Posbanktraining? Waarom gaat de tijd toch zo ontiegelijk snel? Waarom voelt het toch alsof ik er zo weinig van mee maak? Shit, dat vind ik maar niks!
Wel doe ik allemaal leuke dingen, hoor. Afgelopen week heb ik heerlijk gesport, gezellige middagen en avonden gehad met vrienden, lekker geklust, familie bezocht en dat soort dingen. Maar ik ben het zo snel kwijt. Niet vergeten hoor, dat niet, het zit nog wel in mijn geheugen. Het goede gevoel verdwijnt alleen sneller dan ik wil, omdat de waan van de dag overheerst. Ik ben toe aan vakantie. Alweer? Ja, alweer.