Het lijkt het onderwerp van de afgelopen twee weken te zijn; pesten. Ik kijk naar Peter van der Vorst interviewt in zijn programma een presentator Dennis Weening. Hij blijkt vroeger Jehova’s getuige te zijn geweest en te zijn gepest. Debat op 2 (eerder op tv) interviewde onder meer wielrenster Marijn de Vries. Extreme verhalen van pesten komen naar voren. Maar ook de kracht die de gepesten erdoor hebben gekregen op een bepaald vlak. Ik vind het best wel intens om te horen.
Omdat ik gepest ben? Nee, pesten mag je het niet noemen, helemaal niet als je het vergelijkt met de verhalen van Dennis Weening en Marijn de Vries. Plagerijen, die waren er wel en ze hebben me ook wel superonzeker gemaakt zo nu en dan. Maar het duurde niet heel lang en ik heb er niet echt iets aan overgehouden ofzo. Geen specifieke karaktereigenschap die door de plagerijen gevormd is. Nee, na de basisschool heb ik mezelf al snel gevormd zoals ik wilde zijn. Daar zijn weinig externe factoren aan te pas gekomen.
Wat altijd belangrijk en goed voor je gevoel is, is dat je weet dat de mensen om je heen je waarderen voor wie je bent. En dat weet ik. Dat krijg ik terug uit de kleine blijken van waardering, maar ook wanneer het letterlijk tegen me uitgesproken wordt. Afgelopen weken heb ik het meerdere keren hardop uitgesproken gehoord. Dat is goed voor je gevoel, je ego en (dus ook) je zelfvertrouwen.
Dat alles maakt dat ik de plagerijen van vroeger steeds meer vergeet; ze zijn echt niet belangrijk (meer). Ik leef nu, geniet van alle goede dingen die ik meemaak en leer van de vervelende dingen die ik meemaak. Kortom, ik weet inmiddels aardig goed wie ik ben en wat ik aan mezelf waardeer. En toch ben ik nog wel eens verrast wanneer mensen het naar me uitspreken…