Op de terugreis van werk naar huis sta ik voor de verkeerslichten bij de afslag Garyp. Ineens klopt iemand nogal hardhandig op mijn raam, ik kijk op en zie het lelijk vertrokken kwade gezicht van een vrouw. Ze begint tegen me te praten, maar ik hoor het niet, het raam is dicht en de muziek staat hard.
Ik kijk in de spiegel en zie dat de vrouw uit de bruingrijze Ford Mondeo station achter me is gekomen. In Tytsjerk heb ik haar ingehaald, nadat ik er – na 50 meter met 50 km/uur achter haar aan gereden te zijn (daar waar je 60 km/uur mag) – achter kwam dat ze wel erg traag was. Beleefd doe ik de radio uit en het raam een beetje naar beneden; ik vind het sneu dat dat mens tegen een gesloten raam van een auto, met 538 schallend door de speakers, moet schreeuwen.
Ik krijg een wijsvinger in de richting van mijn neus en woedend snauwt ze me toe: “wat moest je nou mij op te jagen!” Ik blijf rustig afwachten en kijk haar stoïcijns aan. Ze vervolgt half schreeuwend: “Als je je nog een keer zo als een wegpiraat gedraagt, sleur ik je uit de auto.” Ik denk “mens doe normaal” en besluit me gewoon stil te houden en haar uit te laten razen. Mevrouw vervolgt woedend snauwend; “dus gewoon effe normaal doen!” Ik besluit haar maar rustig een “oké” te geven en daarna haakt ze af en loopt terug naar de auto.
Wanneer het licht op groen springt ga ik er pittig vandoor, ondertussen het opgefokte mens uitlachend. Wat heeft die zichzelf voor schut gezet daar bij de verkeerslichten en wat heeft ze zich lang en vooral ook onnodig druk gemaakt! Tja, wie doet er dan moeilijk?